Je kan een betoog houden van een kwartier in perfect Nederlands en zorgen dat een Vlaming er niets van verstaat en omgekeerd
Jan Leyers in Volkskrant Magazine van 14 juli 2012.
Deze uitspraak deed mij denken aan de eerste keer dat ik als advocaat voor de Brusselse Rechtbank verscheen. De rechter zei mij, dat hij de zaak ging “aanhouden”. Als van oorsprong Nederlands advocaat begreep ik, dat hij de zaak die morgen niet zou behandelen, maar naar een latere zitting zou uitstellen. Hij bedoelde echter, dat hij de zaak die morgen juist wel zou behandelen. Toen ik mijn Vlaamse secretaresse vroeg naar mijn “kamer” te komen, had ik geen idee, dat zij begreep, dat ik haar vroeg naar mijn slaapkamer te komen. Ik had “kantoor” moeten zeggen.
Deze voorbeelden tonen aan, dat het voor een Nederlander delicaat is incidenteel zaken in Vlaanderen te doen, zonder zich bewust te zijn van de verschillen tussen Nederland en Vlaanderen, niet alleen op het gebied van taal maar ook op het gebied van cultuur. Taal en cultuur hebben trouwens veel, zo niet alles, met elkaar te maken. Na méér dan 15 jaar ervaring als advocaat in Brussel en Vlaanderen ben ik er in geslaagd de subtiele verschillen tussen het “Vlaamse” Nederlands en het “Hollandse” Nederlands te doorgronden en er dus mee om te gaan.
In zowel geschreven als mondelinge communicatie met rechtbanken en “confrères” – zelfs vrouwelijke collega’s advocaten worden doorgaans als “confrère” aangesproken -, is het gebruik van de juiste uitdrukkingen en het begrijpen daarvan van wezenlijk belang.
Ik heb vastgesteld dat de Nederlandse advocaat, juist doordat de in de Vlaamse rechtspraktijk gebruikte taal op het eerste gezicht dezelfde is als het Nederlands, al te gemakkelijk denkt, dat het Nederlandse en het Belgische recht dan ook wel min of meer aan elkaar gelijk zullen zijn. Dat is een misvatting, die gemakkelijk tot ongelukken kan leiden.
Hieronder heb ik een aantal vragen geformuleerd, die gebaseerd zijn op veel voorkomende misvattingen over de werking van het Belgische recht, die ik in mijn praktijk, niet alleen bij Nederlandse ondernemingen, maar ook bij Nederlandse advocaten heb vastgesteld. Aan de hand van deze vragen kunt u uw kennis van het Belgische recht testen.
Vennootschapsrecht.
Vraag 1: Kan een naamloze vennootschap door één enkele aandeelhouder worden opgericht?
Antwoord:
A: Neen, een naamloze vennootschap dient door minstens 2 aandeelhouders te worden opgericht. Komen de aandelen vervolgens toch in het bezit van één enkele aandeelhouder, dan leidt dit tot hoofdelijke aansprakelijkheid van die ene aandeelhouder voor de schulden van de vennootschap.
B: Ja, dat is, zoals in het Nederlandse recht, mogelijk.
Vraag 2: Kan een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid door één enkele aandeelhouder worden opgericht?
Antwoord:
A: Ja, dat is, zoals in het Nederlandse recht, mogelijk.
B: Neen, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA), dient minstens door 2 aandeelhouders te worden opgericht. Een natuurlijk persoon kan echter wel enig aandeelhouder van een BVBA zijn (de zgn. EBVBA). Indien hij of zij echter enig aandeelhouder is van méér dan één vennootschap leidt dit echter wel weer tot zijn of haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de schulden van de vennootschappen, waarvan hij of zij enig aandeelhouder is.
Arbeidsrecht:
Vraag 3: In welke taal dient een arbeidsovereenkomst te worden gesteld?
Antwoord:
A: In het Nederlands, Frans of het Duits?
B: In de taal van de betrokken werknemer?
C: In de officiële taal van de vestiging van de werkgever? Indien dat niet gebeurt, is de arbeidsovereenkomst relatief nietig. De werknemer is dan, indien hij dat wenst, niet gebonden is aan de bepalingen van de arbeidsovereenkomst (bijv. concurrentiebeding), maar de werkgever wél.
Incasso van vorderingen:
Vraag 4: Uw onderneming wordt gedagvaard voor de Belgische rechter wegens onbetaalde facturen, maar u heeft geen bestellingen geplaatst en evenmin ooit goederen of facturen ontvangen.
Antwoord:
A. De crediteur moet bewijzen dat hij de facturen heeft verzonden (bijv. aangetekende zending met bewijs van ontvangst).
B. De crediteur moet bewijzen, dat u de goederen heeft besteld en dat jij deze aan u heeft geleverd.
C. De crediteur kan een beroep doen op de verwerking van de betrokken facturen in zijn boekhouding als begin van bewijs van zijn vordering.
Zekerheidsrechten:
Vraag 5: u stelt zich persoonlijk borg voor een door uw Nederlandse vennootschap met een in België gevestigde bank gesloeten kredietovereenkomst. Dient uw echtgenoot of echtgenote daarvoor toestemming te geven?
Antwoord:
A. Uw echtgenoot/echtgenote dient voor deze borgstelling toestemming te verlenen, ervan uitgaande dat Belgisch recht op deze toestemming van toepassing is?
B. Uw echtgenoot/echtgenote dient voor deze borgstelling geen toestemming te verlenen, ervan uitgaande dat Belgisch recht hierop van toestemming is, maar kan binnen het jaar na kennisneming van de borgtocht de nietigheid van de borgtocht inroepen, indien daardoor de gezinsbelangen zijn geschaad.
Distributierecht:
Vraag 6:Uw onderneming heeft een distributeur aangewezen voor de exclusieve verdeling van haar produkten in België. De overeenkomst voorziet in een geldigheidsduur van 3 jaar en eindigt van rechtswege na verloop van deze 3 jaar, zonder dat daartoe enige opzegging vereist is? Eindigt deze overeenkomst dan ook automatisch na afloop van deze 3 jaar?
Antwoord:
A. Aangezien de overeenkomst uitdrukkelijk bepaalt, dat de overeenkomst na afloop van haar duur van 3 jaar zonder opzegging eindigt, eindigt deze automatisch door het verloop van de periode van 3 jaar.
B. De distributieovereenkomst eindigt niet automatisch na 3 jaar, doch dient steeds door een van de partijen te worden opgezegd, doch niet vroeger dan 6 maanden en niet later dan 3 maanden voorafgaande aan het einde van de periode van 3 jaar (zie Wet van 1961 op de eenzijdige beëindiging van alleenverkoopovereenkomsten en daaraan gelijkgestelde overeenkomsten, die van dwingend recht is).
Procesrecht:
Vraag 7: u heeft een vordering op een debiteur, die vermogensbestanddelen in België heeft en u wilt daarop conservatoir beslag leggen. Kan dat?
Antwoord:
A.U kunt geen conservatoir beslag (“bewarend beslag”) leggen.
B. U kunt alleen conservatoir beslag (“bewarend beslag”) leggen, indien de vordering vaststaat en u kunt aantonen, dat het risico bestaat, dat de debiteur vermogensbestanddelen aan verhaal onttrekt. U heeft steeds voorafgaande toestemming van de Beslagrechter nodig.
C. U kunt alleen conservatoir beslag (“bewarend beslag”) leggen, indien de vordering vaststaat en u kunt aantonen, dat het risico bestaat, dat de debiteur vermogensbestanddelen aan verhaal onttrekt. U heeft steeds voorafgaande toestemming van de Beslagrechter nodig. Indien u over onbetwiste facturen of andere onbetwiste stukken beschikt, op grond waarvan de vordering vaststaat, heeft u deze toestemming niet nodig.
Vraag 8: U wilt voor de Belgische rechter een Kort Geding aanhangig maken. Werkt dat hetzelfde in België als in Nederland?
Antwoord:
A. Ja, dat werkt in beginsel hetzelfde. Zoals in het Nederlandse “Kort Geding”, vraagt men in het Belgische “Kortgeding” aan de Voorzitter van de bevoegde rechter in spoedeisende zaken om een maatregel, die de rechtsverhoudingen tussen partijen voorlopig regelt. Deze maatregel mag de rechtsverhouding tussen partijen echter niet definitief regelen.
B. Ja, dat werkt in beginsel hetzelfde, maar in de praktijk bestaan toch grote verschillen. Een Belgische rechter stelt strengere eisen aan de voorwaarden van een “kortgeding” en meent al snel, dat de zaak niet spoedeisend is of dat de van hem gevraagde maatregel de rechtsverhouding definitief zou regelen en daardoor geen voorlopig karakter zou hebben. Het kort geding neemt in de Nederlandse rechtspraktijk een aanzienlijk belangrijkere plaats in dan in de Belgische praktijk. In Nederland worden vele zaken in kort geding beslist, zonder dat daarna nog een zgn. “bodemprocedure” (in het Belgische recht; “procedure ten gronde”) volgt.
In België neemt een procedure in kort geding doorgaans meer tijd in beslag dan in Nederland.
Een alternatief voor een procedure in kortgeding is het éénzijdig verzoek tot het treffen van voorlopige maatregelen, dat in Nederland, behalve in zaken van intellectuele eigendom, onbekend is.
In België kent men dan ook nog een procedure “als in kort geding”, die als een procedure in kortgeding wordt gevoerd, maar die in tegenstelling tot het “echte” kortgeding wel leidt tot een uitspraak ten gronde.
Vraag 9: Mag u als advocaat een kopie van een brief die u van de advocaat van de tegenpartij ontvangt doorsturen aan uw cliënt?
Antwoord:
A. Dat mag niet.
B. Dat is geen probleem.
Vraag 10: Kan men in België de werkelijk gemaakte kosten van juridische bijstand terugvorderen?
Antwoord:
A. Evenmin als in Nederland is terugvordering van de werkelijk gemaakte advocatenkosten mogelijk. Zoals in Nederland, worden proceskosten (in België: “rechtsplegingsvergoeding”) op forfaitaire basis toegewezen, met dien verstande dat de door de rechter toegewezen proceskosten de werkelijk gemaakte kosten meestal niet dekken. Het Belgisch procesrecht kent echter geen griffierechten.
B. Evenmin als in Nederland is terugvordering van de werkelijk gemaakte advocatenkosten mogelijk. Zoals in Nederland worden proceskosten (in België: “rechtsplegingsvergoeding”) op forfaitaire basis toegewezen, met dien verstande dat de door de rechter toegewezen proceskosten de werkelijk gemaakte kosten meestal niet dekken. Het Belgisch procesrecht kent geen grfifierechten. In zaken van inbreuk op intellectuele eigendomsrechten is de situatie anders. Op grond van een Europese Richtlijn dient de rechter de verliezende partij te veroordelen tot vergoeding van de door de wederpartij gemaakte redelijke en kosten van juridische bijstand. De Belgisch rechter weigert tot op heden de Richtlijn toe te passen.
Juiste Antwoorden:
Vraag 1: A
Vraag 2: B
Vraag 3: C
Vraag 4: C
Vraag 5: B
Vraag 6: B
Vraag 7: C
Vraag 8: B
Vraag 9: A
Vraag 10: B