Als enigste land binnen Europa kent België beschermende wetgeving voor distributeurs. Er zijn echter manieren om aan de gevolgen van deze bescherming te ontsnappen.
De Belgische Alleenverkoopwet is uniek in Europa. Slechts een aantal landen buiten Europa kent een soortgelijke wet. Buitenlandse principalen, die in zee gaan met een Belgische distributeur, worden vaak verrast door de aanzienlijke bescherming die de Belgische wettelijke regeling, met name in het geval van beëindiging van de relatie, aan de Belgische distributeur biedt.
Er bestaat bij buitenlandse ondernemers veel onduidelijkheid over de reikwijdte van deze wettelijke regeling: wanneer is deze van toepassing en is het mogelijk bij overeenkomst van de wettelijke regeling af te wijken?
Wanneer van toepassing?
In de eerste plaats dient sprake te zijn van een verkoopconcessie in de zin van de wet. Dat houdt in, dat de concessiegever aan de concessiehouder het recht voorbehoudt om voor bepaalde of onbepaalde tijd, in eigen naam en voor eigen rekening, de door de concessiegever vervaardigde of verdeelde producten te verkopen. Daarvoor is het onvoldoende dat een opeenvolgend aantal koop verkooptransacties wordt afgesloten, ongeacht hun aantal, duurtijd en frequentie. De leverancier moet zich op duurzame wijze aan de verdeler van zijn producten willen verbinden (intentioneel element). Een schriftelijke overeenkomst is niet vereist; ook op basis van feitelijke gedragingen kan een verkoopconcessie worden aangenomen.
De wet is niet alleen van toepassing op exclusieve distributieovereenkomsten, maar ook op distributieovereenkomsten waarbij de distributeur nagenoeg alle producten in België verdeelt. Ook indien de principaal belangrijke verplichtingen oplegt, zoals bijvoorbeeld het doen van investeringen of het behalen van mini male omzetcijfers, kan de distributierelatie, hoewel deze strikt genomen niet exclusief is, beschouwd worden als een verkoopconcessie in de zin van de wet. De Wet geeft alleen een regeling over
de opzegging van verkoopconcessies voor onbepaalde tijd en daaraan gelijk gestelde relaties.
Een voor onbepaalde tijd verleende verkoopconcessie in de zin van de Wet kan, behalve bij een grove tekortkoming van een der partijen, niet beëindigd worden dan met inachtneming van een redelijke opzegtermijn of, bij gebreke daarvan, door betaling van een vervangende schadevergoeding die door partijen wordt bepaald op het moment van de opzegging van de contractuele relatie (art.X 36 Wetb. Econ. Recht). Indien partijen het niet eens worden over de redelijke duur van de opzegtermijn zal de rechter deze bepalen.
Redelijke opzeggingstermijn
Uit de rechtspraak blijkt dat onder meer de volgende criteria van belang zijn voor de bepaling van de redelijke opzeggingstermijn: duur van de concessie, door de concessienemer gedane investeringen, aandeel van de concessie in het geheel van de activiteiten, omvang van het territorium, aard van de producten, omzet en winst van de concessie en het effectief vinden van een nieuwe concessie. De rechter mag bij de hantering van deze criteria rekening houden met omstandigheden en ontwikkelingen die zich na de beëindiging voordoen. Het criterium ‘duur van de concessie’ gold lange tijd als belangrijkste criterium voor de bepaling van de redelijke opzegtermijn, al is er geen enkel statistisch verband in de rechtspraak tussen de duur van de concessie en de lengte van de redelijke opzegtermijn. Meer recent wordt deze duur steeds meer bepaald aan de hand van de tijd die de distributeur nodig heeft voor de reorganisatie
of reconversie van zijn activiteiten om zich van een gelijkwaardige bron van inkomsten te voorzien, mede gelet op de voor de distributeur doorlopende vaste kosten en de door hem gedane nog niet afgeschreven investeringen.Toch bestaat in de rechtspraak nog steeds de tendens de lengte van de redelijke opzegtermijn te laten afhangen van de duur van de relatie.
Schadevergoeding
De rechtspraak hanteert twee methoden om de vervangende schade vergoeding te berekenen:
- Seminettowinst = nettowinst vóór belastingen, vermeerderd met de vaste kosten toe te rekenen aan de concessie;
- Semibrutowinst = brutowinst (verkoop minus aankoop) verminderd met de variabele kosten toe te rekenen aan de concessie;
Het resultaat van de beide berekeningswijzen dient hetzelfde te zijn. In geval van opzegging anders dan wegens een grove tekortkoming is de distributeur in beginsel gerechtigd tot de volgende bijkomende vergoedingen:
- Goodwillvergoeding, die volgens recente rechtspraak steeds meer berekend wordt op basis van de brutowinst;
- Vergoeding kosten (bijv. kosten meest recente publiciteitscampagne en kosten dienst na verkoop);
- “Rouwgeld”: kosten van de door de distributeur in verband met noodzakelijke ontslagen te betalen ontslagvergoedingen.
Concessies van bepaalde tijd
Hoewel de titel van de wet spreekt over concessies van onbepaalde tijd, bepaalt deze dat concessies aangegaan voor bepaalde tijd niet automatisch eindigen. Daartoe is uitdrukkelijke opzegging vereist per aangetekende brief, die niet eerder dan zes maanden en uiterlijk drie maanden voor afloop van de contractuele termijn dient te worden verzonden. Vindt deze opzegging niet of niet correct plaats, dan zal de overeenkomst automatisch doorlopen voor de in de initiële overeen komst voorzien verlengde termijn
of voor onbepaalde termijn. Vanaf de derde verlenging van een concessie voor bepaalde tijd geldt deze als voor onbepaalde tijd, zodat vanaf dan de opzegbepalingen van toepassing worden.
Dwingend recht; mogelijkheid voor afwijking
De Belgische Concessiewet is van dwingend recht. Deze is echter alleen van toepassing voor zover de concessie uitwerking heeft op het Belgische grondgebied. Ook al is de concessiewet van toepassing, dan kunnen partijen bepaalde gebeurtenissen in hun overeenkomst als uitdrukkelijk ontbindende voorwaarden formule ren, bijvoorbeeld het behalen van een bepaalde minimumomzet. Indien de distributeur de overeengekomen om zet niet haalt, dan kan de principaal een beroep doen op een dergelijke ontbindende voorwaarde. Hij zegt dan niet op, maar doet een beroep op een uitdrukkelijk ontbindend beding, zodat de opzegbepalingen van de Wet niet van toepassing zijn. Dit is alleen anders indien het beroep op het ontbindend beding in strijd zou zijn met de goede trouw of misbruik van recht zou opleveren.
Ontsnappen aan Concessiewet
Op grond van Europese regels is op een concessie het recht van de lidstaat, waar de distributeur geves tigd is, van toepassing. Een Belgische rechter zal echter altijd de Concessiewet toepassen, ook als partijen zijn overeengekomen dat het recht van een ander land van toepassing is (bijvoorbeeld Nederlands recht). Indien partijen in hun overeenkomst, naast een keuze ten gunste van Nederlands recht, de Nederlandse rechter als bevoegde rechter hebben aangewezen, zal deze vrijwel zeker Nederlands recht toepassen. Er zijn mij geen gevallen bekend van uitspraken van buitenlandse rechters, die in een dergelijk geval, de rechtskeuze van partijen niet respecteren. De Belgische rechter zal de forumclausule ten gunste van de Nederlandse rechter dienen te respecteren (art. 23 EEXVo.). Een Belgische rechter zal een arbitrageclausule in een distributieovereenkomst ongeldig verklaren, indien hij er niet van overtuigd is, dat arbiters de Belgische Concessiewet zullen toepassen. Ondanks de rechts keuze ten gunste van Nederlands recht, werkt een arbitrageclausule niet om de Belgische Concessiewet uit te sluiten.
Conclusie
Een analyse van de Belgische rechtspraak over de vaststelling van een redelijke opzeggingstermijn of bij gebreke daaraan, van een billijke vervangende schadevergoeding, bij de opzegging van een concessie die onderworpen is aan de Belgische concessieregels, toont aan dat deze sterk casuïstisch is. Om die reden zal het voor een concessiegever lastig zijn bij opzegging te bepalen, wat de duur van de redelijke opzegtermijn is of op welke vervangende schadevergoeding de distributeur aanspraak kan maken. Hetzelfde geldt voor de vraag of de opgezegde distributeur recht heeft op bijkomende vergoedingen en zo ja, hoe hoog die vergoedingen dienen te zijn. Wil men niet voor verrassingen komen te staan, dan doet de Neder landse principaal er verstandig aan in de concessieovereenkomst uitdrukkelijk te kiezen voor de toepasselijk heid van het Nederlandse recht. Naar Nederlands recht is in beginsel geen goodwillvergoeding verschuldigd. Deze rechtskeuze heeft echter alleen effect indien deze gecombineerd wordt met een forumclausule, waarbij partijen de Nederlandse rechter als exclusief bevoegde rechter aanwijzen. Een arbitragebeding kan daarentegen niet garanderen dat de Belgische rechter zich onbevoegd zal achten. Tenslotte dienen de partijen zich te beseffen dat de concessieovereenkomst als kaderovereenkomst onderscheiden dient te worden van de afzonderlijke transacties, die binnen dat kader tot stand komen. Op deze transacties kan een ander recht van toepassing zijn of kan in geval van geschil een andere rechter bevoegd zijn.