In de Belgische vaklitteratuur lees ik dat het hoog tijd is voor een hercodificatie van het Burgerlijk Wetboek. Ook het algemene verbintenissenrecht en het recht over bijzondere overeenkomsten zou dringend gemoderniseerd dienen te worden. Toen ik mijn praktijk in 1995 van Nederland naar België verplaatste, had ik nog maar net de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek en m.n. van Boek 3 (vermogensrecht in het algemeen), Boek 5 (zakelijke rechten), Boek 6 (algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht) en Boek 7 (bijzondere overeenkomsten) van het Nieuw Burgerlijk Wetboek verwerkt. Tegen de invoering van het NBW bestond in Nederland ook van de kant van de advocatuur nogal wat weerstand. Veranderingen roepen nu eenmaal altijd weerstand op, al was het maar door de verplichte herscholing die de Nederlandse juridische sector moest ondergaan. De inspanningen van de Nederlandse wetgever zijn niet voor niets geweest. Met het NBW kreeg Nederland een systematische en rationele ordening van het privaatrecht, die gemakkelijk toegankelijk en begrijpelijk was.
Het was op zijn zachts gezegd even wennen toen ik met mijn kersverse bagage van het NBW te maken kreeg met het Belgische privaatrecht. Ik wist letterlijk niet waar ik het moest zoeken. Het doorgronden van het Belgische rechtssysteem bleek veel moeilijker dan verwacht. Historisch inzicht is van wezenlijk belang voor een goed begrip ervan.
Code Napoléon/Wetboek van Napoléon
Het Belgische Burgerlijk Wetboek dateert uit de tijd van Napoleon. Toen Napoleon de Code Civil in 1804 invoerde – in 1807 met verbeteringen opnieuw uitgevaardigd als “Code Napoléon/Wetboek van Napoléon” – maakte België samen met andere landen, waaronder trouwens ook Nederland, deel uit van Frankrijk. De overgrote meerderheid van de landen waar ooit de Code Civil gold, heeft die intussen vervangen door een eigen Burgerlijk Wetboek. Zo voerde Nederland in 1838 een “eigen” Burgerlijk Wetboek in en vanaf 1970 progressief het Nieuw Burgerlijk Wetboek. In Frankrijk kreeg de regering begin 2015 een machtiging om het Franse verbintenissenrecht te moderniseren.
Alvorens in te gaan op de stand van zaken in België volgen enige historische beschouwingen over het Belgische privaatrecht, die mogelijk ook een verklaring geven waarom het Belgisch recht, niet alleen voor een buitenstaander, maar ook voor de in België opgeleide jurist, ingewikkeld, onsamenhangend en moeilijk toegankelijk is.
Daarover las ik de zeer interessante bijdrage van de Gentse Professor Dirk Heirbaut “Napoleons trouwste onderdanen, of waarom de Code Civil na tweehonderd jaar nog steeds overeind staat in België” in “Napoleons nalatenschap. Tweehonderd jaar Burgerlijk Wetboek in België, Mechelen, Kluwer, 2005, 77-95).
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Nederland werkte na de val van Napoleon aan een eigen wetboek. Bij de hereniging van België met Nederland in 1815 werden daarbij ook Belgen betrokken. Dat verklaart dat het eerste ontwerp van een burgerlijk wetboek in het Frans was, ondanks dat het Frans op dat moment geen authentieke taal van de Verenigde Nederlanden meer was.
Afscheiding België van Nederland
Door de Belgische opstand tegen Willem I, die leidde tot de onafhankelijkheid van België in 1830, werd dit ontwerp niet in België ingevoerd . Het merkwaardige is dat Nederland dit ontwerp met een aantal wijzigingen in 1838 wél invoerde. Nederland kreeg daarmee een Belgisch wetboek en België behield de Code Napoléon.
Na haar onafhankelijkheid was ook België nochtans van plan een eigen Burgerlijk Wetboek in te voeren. De Belgische Grondwet van 1831 bepaalde dat er zo snel mogelijk nieuwe wetboeken dienden te komen. Dat had veel te maken met het ontstaan van nieuwe staten, die een sterke behoefte hadden aan nationale symbolen, waaronder een eigen burgerlijk wetboek. België voerde geen eigen burgerlijk wetboek in. De Code Napoléon bleef ongewijzigd van toepassing.
België voelde kennelijk niet veel voor een eigen Burgerlijk Wetboek. Waarom niet?
Hoewel de Belgen niet zo enthousiast waren over de Franse Code Civil, hebben zij daarmee toch leren leven. Zo negeerde de rechterlijke macht aanvankelijk de Franse Code Civil en paste zij het “oude” recht van het Ancien Régime toe. Dit leidde ertoe dat de Franse Code Civil werd afgezwakt hetgeen de aanvaarding ervan vergemakkelijkte. De pogingen van Koning Willem I de Belgen niet alleen het Nederlands als taal, maar ook een nieuw wetboek op te dringen dreven de Belgen eerder in de armen van de Fransen en hun Code Civil.
De Franse Code Civil was voor België bovendien niet vreemd wegens de sterke verwantschap met het oud-vaderlandse recht. Dit gold niet enkel in Noord Frankrijk maar ook in de Zuidelijke Nederlanden. Ook was de culturele invloed van Frankrijk op België zeer groot. Hoewel meer dan de helft Nederlandstalig was sprak de Belgische elite Frans en was haar blik meer gericht op Parijs dan op Den Haag.
Impasse gedurende de afgelopen 200 jaar
Afgezien van enkele wijzigingen op het gebied van de meest dringende zaken gebeurde er in België niets. Dit ondanks de verdienstelijke poging van omstreeks 1880 van François Laurent, wellicht de grootste Belgische jurist. Dirk Heirbaut geeft als verklaring dat het ontwerp van Laurent te progressief was voor katholieke meerderheid (bijv. gelijkheid van man en vrouw in het familierecht). Zelfs de liberalen vonden dit ontwerp te vooruitstrevend. Aan het einde van de 19e eeuw werd nog wel een commissie benoemd die zou verder werken aan een eigen burgerlijk wetboek?. Deze bleek weinig actief.
Tot 1949 sprak het Belgische Burgerlijk Wetboek nog steeds over “De Keizer”, “Frankrijk” en “De Fransen” .
Tot 1935 was de procestaal in België het Frans. De Wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de landstalen in gerechtszaken schakelde het Nederlands als procestaal volledig gelijk met het Frans. De Code Napoléon, ten onrechte Code Civil genoemd, werd echter pas in 1949 aangepast aan de “Belgische realiteit”. De Belgen waren kennelijk weinig begaan met “hun Burgerlijk Wetboek”. De tekst sprak op dat moment nog steeds over “Keizer”, “Frankrijk” en “Fransen” in plaats van “Koning”, “België” en “Belgen”. België leek wel een provincie van Frankrijk.
Wildgroei van bijzondere wetten
In het Burgerlijk Wetboek zelf werd het algemene verbintenissenrecht en de wettelijke regelingen van de bijzondere overeenkomsten niet of nauwelijks aangepast. Er stond een wildgroei aan bijzondere wetten en regimes buiten het Burgerlijk Wetboek (i.e. Wetboek van Napoléon). Het werd op die manier tot een “residuaire rechtsorde gereduceerd, die nog slechts van toepassing is op die maatschappelijke activiteiten, die de wetgever vergeten heeft in zijn bijzondere wetgeving” (Sander Van Loock: “De hervorming van het Franse verbintenissenrecht: Le jour de gloire, est-il arrivé?” in Rechtskundig Weekblad 2014-15, nr. 40 van 6 juni 2015).
Kenmerkend voor België is dat er geen globale visie is op wat een wetboek behoort te zijn. Veranderingen vinden eerder onder de vaak politieke druk van de omstandigheden plaats of zijn het gevolg van externe druk. Tekenend is de omzetting van Europese wetgeving in Belgische wetgeving, die overigens zeer slordig en zonder cohesie met de bestaande wetgeving gebeurt.
Heirbaut stelt dat “het gevolg van deze chaotische werkwijze is dat het wetboek een warboel is geworden” en dat “deze inhoudelijke chaos gepaard gaat met een formele chaos, die voor Belgische juristen vaak minder zichtbaar is omdat zij nu eenmaal met hun versie van de Code Civil zijn opgegroeid”.
Na het lezen van zijn artikel begrijp ik waarom ik na mijn kersverse NBW-opleiding grote moeite had het Belgische privaatrecht te doorgronden.
Common Law?
Door de invoering van de vele afzonderlijke wetten op het gebied van tal van onderwerpen (arbeidsovereenkomsten, zekerheidsrecht, distributierecht, agentuurrecht, precontractuele informatie, marktpraktijken, financieel recht etc.) heeft het Burgerlijk Wetboek sterk aan belang ingeboet. Om die reden worden grote delen ervan niet of nog nauwelijks toegepast. Daarmee lijkt het Belgisch burgerlijk recht volgens de gezaghebbende Belgische juristen Eric Dirix en Patrick Wéry, steeds meer op “een common law systeem”, waarbij de rechtspraak de rechtsontwikkeling stuurt. Gelet op deze ontwikkelingen valt te betreuren, dat het Belgische Hof van Cassatie nogal karig is met formuleren van duidelijke antwoorden op prangende rechtsvragen. Daardoor wordt het recht onvoorspelbaar.
Wetboek Economisch Recht: gedeeltelijke hercodificatie
Wij stellen vast dat er inmiddels een aantal positieve ontwikkelingen zijn. In 2014 werd nl. het Wetboek Economisch Recht ingevoerd, dat in wezen een hercodificatie in één wetboek is van een aantal bestaande wetten op het gebied van het economisch recht. De laatste tijd gaan ook stemmen op voor een hercodificatie van het Burgerlijk Wetboek. België lijkt echter nog ver verwijderd van de invoering van één wetboek waarin vrijwel het gehele privaatrecht is opgenomen, zoals het geval is in het Nederlands Nieuw Burgerlijk Wetboek.
De “potpourri-wetten” van minister Geens
Voorlopig ligt de prioriteit van minister van Justitie Geens bij de bestrijding van de aanzienlijke gerechtelijke achterstand. Een aantal wetsontwerpen, de zgn. “Potpourri-wetten” ligt op tafel, waarvan de eerste over de wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in oktober 2015 door het Belgisch Parlement werd aangenomen.
“Potpourri wetten” klinkt al een stuk spannender dan de “Wet tot bestrijding van de gerechtelijke achterstand”, waarmee België aan het begin van de jaren ’90 overigens zonder veel succes geprobeerd heeft de gerechtelijke achterstand weg te werken. Daartoe lijkt de hervorming van alleen het procesrecht niet genoeg. Ook een transparante en duidelijke wetgeving zal evenzeer bijdragen aan een snellere en meer efficiënte rechtspraak.
Iemand zei eens: “Indien je zegt dat je België begrijpt, dan hebben ze het je niet goed uitgelegd”. Indien u na het lezen van deze blog nog niets van België begrijpt, dan heb ik mijn doel bereikt. Ik leg het u graag nog eens uit!